Karel Tuytschaever
, België
ZOON
ZOON
PHAEDRA LOSLATEN
Een vrouw blijft. Haar man gaat weg en laat zijn zoon -uit een ander huwelijk- bij haar achter. Ze wordt noodlottig verliefd op haar stiefzoon, die haar avances afwijst. Wanneer haar man uiteindelijk terugkeert, wreekt ze de afwijzing door haar stiefzoon te beschuldigen van verkrachting. Uitzinnig van woede wil de vader straffen: hij wenst zijn enig kind een gruwelijke dood. Niet veel later sterft zijn zoon. Zodra het bericht hem ter ore komt, stort hij in. En dan bekent ze hem dat ze gelogen heeft.
Elementaire conflicten, innerlijke vrijheid, gruwel en dood. Elke maker die zich daarmee bezig houdt, komt haast onvermijdelijk uit bij klassieke tragedies. Bij de Griekse schrijvers is het immers ook moord en doodslag, misdaad en incest wat de klok slaat. Ook Sarah Kane greep terug naar deze antieke Phaedra-tragedie. Het verbaast ook niet dat haar Phaedra’s love (1996) een nogal gruwelijke variant is. Daarvoor heeft ze, zoals trouwens vele voorgangers, haar inspiratie niet in eerste instantie gezocht bij Griekse modellen, maar bij Seneca (circa 65 n.Chr.). Ook Jean Racine inspireerde zich hierop voor Phèdre (1677). Hugo Claus’ versie Phaedra (1980) is de meest gekende in Vlaanderen.
Mijn opzet was een nieuwe, hedendaagse versie te schrijven van dit Phaedra-verhaal. Door de manier waarop ik aan de slag ging met de tekst, speelde ik ook deels mijn eigen geschiedenis uit. Met een aantal ingrepen borduurde ik, binnen de krijtlijnen van mijn makerstraject, een eigentijds en eigenzinnig verhaal dat ook nieuwe elementen toevoegt. Een reeds bestaande tekst opnieuw laten geboren worden bleek een pittige en intense trip.
Nathalie Haspeslagh was mijn klankbord tijdens het schrijfproces. Ze was voor mij een mentor zoals ik het verwachtte: ze adviseerde en begeleidde me om te bouwen aan mijn makersschap. Met al haar ervaring stond ze naast me en ging mee in míjn wereld. Ze luisterde, stelde vragen, bood perspectieven, filosofeerde met me én deelde haar technisch advies.
Wat was nu het motief van mijn personages? Hoe praatgraag zijn mijn personages? Hou ik de tekst vloeiend, of niet? Groeit de verhaallijn? Groeit elk personage?
Als acteur (ik ben geen schrijver) kan ik me makkelijk -via de emoties- verbinden tot de motor van het handelen van een personage. Ik nam ieders standpunt in en trok op die manier hun lijnen zuiver. De basisemotie die als motor gebruikt wordt bij een speler, werkt in mijn dramatisch werk vaak als uitgangspunt. Per scène koos ik voor één van de drie kernreactoren, ik gebruikte ze nooit door elkaar: troost, hoop of onmacht.
De afstand die ik zocht tot het verhaal, zocht ik ook in de techniciteit van de tekst: korte, heldere zinnen, alleen de essentie in de juiste woorden gevat, alles precies gekozen en gedoseerd. Er wordt niets uitgelegd. Elke zin heeft een andere subtekst. Wat gezegd wordt, is niet wat het personage wil of bedoelt. Deze dubbele laag zorgde er ook voor dat ik de abstractie en afstand binnen mijn werk kon verdiepen binnen de regels die het tekstschrijven hanteert. De afstand tussen het lichaam en de geest, het zeggen en willen, is vaak de spelmotor van een speler. Dat wilde ik absoluut verwerkt zien in de lange dialogen.
Het verhaal herleidde ik naar de kantelpunten: een essentie van 8 scènes vertellen alles. Ik gebruikte geen extra lijnen, alleen maar de pure intermenselijke relaties. De (uitsluitend) dialogen zijn herleid tot gesprekken waarbinnen mensen de grootste intimiteit met elkaar delen. Vaak zijn dat situaties van confrontatie, gaande van een ruzie tot op het bot, over een perverse bekentenis, tot een intense liefdesverklaring.
Maar waarin verschilt de klassieker dan inhoudelijk van mijn versie? Om maar één tipje van de sluier te lichten: in mijn tekst is Phaedra geen vrouw, maar een man. Ook mijn gender-thematiek werd verwerkt. Alle relaties, motieven en doelstellingen gebeuren daarom op een andere manier dan in het origineel.
Dora van der Groen is de kiem van dit project. Tijdens mijn opleiding aan het Conservatorium Antwerpen speelde ik haar bewerking van deze tragedie tijdens haar spellessen. Haar boeddhistische aanpak van het vak, gebruik ik niet alleen in mijn leven, ook in mijn kunstenaarschap vormt zij de wortels. Met deze ‘hertaling’ wilde ik terug naar de (intense) essentie. En daarvoor deed ik wat ik best goed kan: loslaten.
Boeddha: “Alle wezens zijn bang voor pijn en vrezen de dood. Verplaats u in hun situatie en laat hen met rust.”
Auteur : Karel Tuytschaever - Datum : 23/03/2014